The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Boek 11 - Hoofdstuk III

Hoofdstuk III

De wijze zei:  
1. O Koning, het genot dat door de zinnen tot de wezens komt, vindt men zowel in de hemel als in de hel, alsook het lijden. Een wijs mens hunkert er dan ook niet naar.

2. Of voedsel nu lekker of smaakloos is, overvloedig of karig, de wijze die het leven van een python leidt, neemt wat vanzelf tot hem komt, zonder er zich voor in te spannen.

3. Hij ligt vele dagen zonder voedsel en zonder inspanning. En als er geen voedsel komt, draagt hij, zoals de grote python, geduldig wat het lot hem brengt.

4. Het lichaam stil houdend, dat energie, standvastigheid en kracht bezit, is hij klaar wakker en spant zich niet in, al zijn zijn actieorganen intact.

5. De wijze is onbewogen en diep, moeilijk te doorgronden en te geringschatten, onbegrensd en onbeweeglijk, zoals de oceaan met zijn massa’s water in rust.

6. Of hij nu een overvloed aan genietbare dingen heeft of helemaal niets, de wijze, met zijn hart bij de Heer, vloeit over noch krimpt, zoals de oceaan door het water van de rivieren.

7. De man van onbeheerste zinnen wordt, ten gevolge van de door de Heer geschapen betovering, bekoord door het verleidelijk gedrag van vrouwen en valt in diepe duisternis, zoals de mot in het vuur.

8. De verblinde dwaas die wordt bekoord door zulke denkbeeldige scheppingen als vrouwen, goud, sieraden, gewaden en dergelijke, deze beschouwend als lustobjecten, wordt vernietigd zoals de mot.

9. De wijze leeft als een bij, kleine beetjes voedsel nemend aan verschillende huizen, zonder deze tot last te zijn, juist zoveel als nodig is om het lichaam in stand te houden.

10. De intelligente mens neemt uit alle bronnen de hoofdzaak, uit Schriften groot en klein, zoals de bij uit bloemen.

11. Hij hamstert geen aalmoezen voor de avond of de volgende dag, de handen of de maag zijn zijn enige vergaarplaats. Hij is geen hamsteraar zoals de bij.

12. De bedelmonnik vergaart niet voor de avond of de volgende dag. Wie dat wel doet, wordt zoals de bij vernietigd (door dieven) samen met zijn voorraad.

13. De verzaker raakt zelfs de houten afbeelding van een jonge vrouw niet aan, nog niet met zijn voet. Doet hij het toch, dan wordt hij gevangen zoals de wilde olifant wordt verleid door de aanraking van de (getemde) wijfjesolifant.

14. De wijze zoekt het gezelschap van vrouwen niet als ware het de dood, want hij zou worden onderuit gehaald door sterkere rivalen zoals de olifant door andere olifanten.

15. Wat vrekken vergaren met veel moeite en niet weggeven noch genieten, wordt door een ander, die zijn zaken kent, gegrepen, dan door weer een ander, zoals de imker honing gaart.

16. Zoals de imker, deelt de verzaker eerst in de goede dingen, die familievaders moeten kopen voor veel geld, dat met grote moeite werd verdiend.

17. De verzaker die door de wouden dwaalt, luistert niet naar zinnelijke muziek, maar leert een les van het hert dat, bekoord door de muziek van de jager, zich vangen liet.

18. Rishyashringa, de afstammeling van een hert, luisterde naar de zinnelijke muziek van vrouwen en werd hun gewillig speelding.

19. De dwaas die door een overgulzige tong wordt verblind door lekkernijen vindt de dood, zoals een vis door de haak.

20. Vasten helpt om de zintuigen onder controle te houden, behalve het zintuig van de smaak, dat nog meer moeilijkheden gaat veroorzaken als men geen voedsel neemt (het is dus beter matig te eten).

21. Iemand die de andere zintuigen overwonnen heeft, kan geen meester over zijn zinnen zijn tenzij hij controle heeft over het zintuig van de smaak. Wanneer het zintuig van de smaak onder controle is, is alles onder controle.

22. In de dagen van weleer was er een courtisane Pingalaa genaamd in de stad Videha. Ik heb iets van haar geleerd. Luistert ernaar, O koning.

23. Op zekere avond stond die courtisane in haar deur, mooi opgemaakt, om klanten naar haar bed te lokken.

24. O beste onder de mensen, in haar verlangen naar geld veronderstelde ze dat de mannen die ze zag komen rijk waren en haar een inkomen zouden verschaffen.

25. Toen ze voorbij gingen, bleef zij, die leefde van de opbrengst van zulk een leven, hopen op de komst van een of ander rijk man, die haar veel geld zou geven.

26. Op die manier bleef ze aan de deur staan, nu eens naar binnen gaand dan weer naar buiten komend, beroofd van de slaap door dit dwaas verlangen, tot het middernacht was.

27. Toen haar stemming zakte door dit verlangen naar geld en ze zeer neerslachtig werd, kwam als gevolg van dit getob een intens gevoel van walg over haar, dat haar gelukkig maakte.

28. Hoort van mij hoe ze, vol van walging, zong, want walg is als een zwaard dat door de boeien van iemands verwachtingen hakt.

29. Zoals een man zonder verlichting, O koning, het gevoel van “mijnheid” in verband met dingen niet opgeeft, zo verlangt men ook niet, O mijn beste, te worden verlost van de slavernij van het lichaam tenzij men ervan walgt.

Pingalaa zei: 
30. Helaas, aanschouw de omvang van mijn begoocheling, wat een dwaas ik ben. Omdat ik mijn zinnen niet onder controle heb, zoek ik bevrediging van mijn begeerten bij zulke miezerige schepsels als mannen.

31. Ik was zo dom het eeuwige Zelf te negeren dat zo nabij is, dat een geschikte minnaar is, die me kan bevredigen en rijkdom schenken. Hem verlatend, joeg ik op zwakke wezens die mijn begeerten niet bevredigden, maar die me lijden, vrees, ziekte, smart en verblinding brachten.

32. O, ijdel heb ik mijn ziel besmeurd door dit verachtelijke leven als courtisane. Voor rijkdom en plezier verkocht ik mijn lichaam aan beklagenswaardige slaven van hebzucht en wellust.

33. Wie anders dan ik maakte zoveel omhaal over dit lichaam, dat bestaat uit beenderen zoals de wervelkolom, ribben en ledematen en dat bedekt is met huid, haar en nagels, met zijn negen poorten voor uitscheiding en gevuld met vuil en afval?

34. In deze stad Videha ben ik de enige dwaas die, verdorven van hart, een andere bron van genot zocht dan de Heer, die de Zelfverwerkelijking schenkt.

35. Hij is de vriend, het dierbaarste van wat dierbaar is, de Meester, neen, het Zelf van alle wezens. Hem winnend door (de vereenzelviging met) dit lichaam op te geven, zal ik, zoals Lakshmie, zijn gezelschap genieten.

36. Hoeveel genot hebben de zintuiglijke voorwerpen ooit geschonken aan vrouwen die erop betrouwen of mannen die doen of ze begeerten vervullen of zelfs de goden, die een begin en een einde hebben en worden overwonnen door de tijd?

37. Ik heb beslist door een of andere daad Heer Vishnoe behaagd, dat uit ijdele verwachting deze gelukkige walg over me kwam.

38. Anders, ongelukkig als ik ben, was dit lijden nooit mijn lot geworden en had het me geen walg gebracht, die mensen ertoe aanzet zich te ontdoen van hinderpalen waardoor ze vrede vinden.

39. Deze gift van de Heer aanvaardend op mijn hoofd, verzaak ik mijn ijdele verwachtingen, die alle betrekking hebben op zintuiglijke voorwerpen en neem een toevlucht in de opperste Heer.

40. Hierin mijn geloof plaatsend, zal ik leven in tevredenheid met wat tot mij komt en zal ik het gezelschap van de minnaar, het Zelf, genieten.

41. Wie anders kan de mens redden uit de put van wedergeboorte, beroofd van zijn visie door de zinnen en verzwolgen door de slang van de tijd?

42. Wanneer men het heelal verzwolgen ziet door de slang van de tijd, wordt men waakzaam en keert men zich van alles af en is alleen het Zelf de redder van het zelf.

De wijze zei:

43. Na aldus te hebben besloten in haar geest, brak ze zich los van ijdele verwachtingen en haar hunker naar minnaars. Ze zat op haar bed en bereikte kalmte.

44. Verwachting is ongetwijfeld het grootste lijden en het opgeven van verwachting de grootste zaligheid. Zo sliep Pingalaa diep en gelukkig, vrij van de hunker naar minnaars.